VO advies over het (voorgenomen) invaarbesluit van SSPF

Wet Toekomst Pensioenen (WTP) en de daarmee gepaard gaande wijziging van onze pensioenregeling is de meest ingrijpende verandering die ooit aan het Verantwoordingsorgaan (VO) of haar voorgangers voor advies is voorgelegd en is ook qua reikwijdte en complexiteit ongekend. Deze wet geeft deelnemers geen individueel bezwaarrecht tegen het zogenaamd invaren van hun pensioenaanspraken in de nieuwe regeling en kent hiervoor in de plaats het VO een verzwaard adviesrecht toe. Het VO heeft en ervaart daarmee een grote verantwoordelijkheid jegens alle deelnemers van SSPF. Tegen deze achtergrond vindt het VO het van belang om – anders dan bij reguliere advisering van het SSPF bestuur – alle deelnemers te informeren over hoe het VO tot dit advies is gekomen.

Landelijk heeft de WTP tot jarenlange discussies geleid, zowel in ‘de polder’ als onder verschillende groepen deelnemers van SSPF, en is ook recent nog onderwerp van politiek debat geweest. Gedurende die lange aanloop (vanaf 2022) is het VO door het bestuur van SSPF en het Shell Pensioenbureau (SPN) steeds op de hoogte gehouden van de ontwikkeling en strekking van deze wetgeving, onder meer middels een aantal kennissessies. Ook heeft het VO externe experts ingehuurd voor kennis en advies in het lange voortraject om gedegen op de hoogte te zijn. Afgelopen mei is het VO vervolgens geïnformeerd over de financiële dimensies en effecten van het voorgenomen invaarbesluit van het bestuur. Op 28 mei heeft het VO de adviesaanvraag in concept ontvangen en in de bestuursvergadering van 5 juni 2025 heeft het SSPF-bestuur het voorgenomen invaarbesluit genomen zonder wijzigingen op de concept versie.

Advies aan SSPF bestuur
Vanaf begin mei tot aan ons advies op 6 juli jl. heeft het VO de adviesaanvraag en de omvangrijke onderliggende documenten van het bestuur zeer intensief bestudeerd, de bevindingen wekelijks onderling besproken en (veel) aanvullende vragen aan SPN gesteld en beantwoord gekregen. Bovendien is in twee plenaire sessies van elk een volle dag, de beeldvorming afgerond en de oordeelsvorming tot stand gekomen. Gedurende dit proces is het VO inhoudelijk bijgestaan door een zeer gewaardeerde consultant van ORTEC, een gerenommeerd adviesbureau op dit terrein.       
Het VO heeft besloten een positief advies over het voorgenomen invaarbesluit van het bestuur van SSPF te geven. De belangrijkste overweging daarbij was dat de nieuwe Flexibele Premie Regeling (FPR) in een ruime meerderheid van mogelijke economische scenario’s voor alle deelnemers een beter pensioenresultaat oplevert dan de huidige regeling bij diezelfde economische omstandigheden. Daarnaast is in de overwegingen betrokken dat (grote) schokken in de pensioenuitkering worden gedempt door 5-jaars spreiding van rendementen, dat een zogenaamde Risicodelingsreserve (RDR) de kans op korting van pensioenuitkeringen in de eerste 15 jaar van de FPR zeer gering maakt en dat actieven die een nadeel ondervinden van de overgang naar een vaste premie, daarvoor gecompenseerd worden. Wel heeft het VO een drietal aanbevelingen gedaan, die naar de mening van het VO (de transitie naar) de nieuwe regeling nog robuuster maken.
Hieronder worden de beoordeling van de FPR door het VO en de gedane aanbevelingen nader toegelicht.

Beoordeling nieuwe pensioenregeling
Het invaarbesluit is gebaseerd op het Transitieplan dat Shell Nederland met de Centrale Ondernemingsraad is overeengekomen. Het bestuur heeft, binnen de kaders die het Transitieplan stelt, de opzet van de nieuwe regeling nader uitgewerkt en daarbij op uitvoerbaarheid en evenwichtigheid beoordeeld. Ook het adviesrecht van het VO beperkt zich tot de (al dan niet) evenwichtigheid van de inrichting van de op het Transitieplan gebaseerde nieuwe regeling. Met andere woorden, een verantwoordingsorgaan kan géén negatief advies uitbrengen omdat zij de voorkeur geeft aan een andere regeling. Zij kan alleen negatief adviseren indien het besluit tot invaren leidt tot een onevenwichtig nadeel voor actieven (huidige medewerkers), slapers (ex-Shell medewerkers die nog geen SSPF pensioen ontvangen) of gepensioneerden.

Het VO is tot de conclusie gekomen dat de wijze waarop het Transitieplan door het bestuur van SSPF is uitgewerkt in de opzet van de nieuwe regeling, niet leidt tot onevenwichtigheid voor actieven, slapers of gepensioneerden. Dit oordeel is gebaseerd op de volgende bevindingen:

  • Dat een Flexibele Premie regeling het best aansluit op de karakteristieken van de SSPF populatie, mede omdat hier ook al ervaring mee is opgedaan bij het andere Shell Fonds, Shell Nederland Pensioenfonds Stichting (SNPS).
  • Dat de verdeling van ‘de buffer’ op basis van de per 1 januari 2027 opgebouwde rechten waarborgt dat de aanspraken onder het huidige contract zo veel mogelijk worden eerbiedigt en het de verschuiving van pensioenvermogen tussen generaties beperkt;
  • Dat na een bewuste en zeer beperkte herverdeling van het vermogen, aan de randvoorwaarde wordt voldaan dat elke leeftijdscategorie deelnemers er tenminste in 2/3e van de door de Nederlandse Bank voorgeschreven economische scenario’s qua pensioenverwachting tot aan de levensverwachting op vooruit gaat ten opzichte van de huidige regeling;
  • Dat daarmee één van de doelstellingen van de WTP, te weten perspectief op een koopkrachtig pensioen naar verwachting gerealiseerd wordt;
  • Dat de inzet van een RDR, tot tenminste 2042 (15 jaar), ter waarde van EUR 500 miljoen de kans op daling van de initieel verhoogde pensioenuitkering gemiddeld over die periode terugbrengt tot onder de 5%. De RDR is ook bestemd voor actieven en slapers die na de transitie met pensioen gaan (voor de jaren dat de RDR nog niet geheel is aangewend);
  • Dat rendementen in de uitkeringsfase over de 5 opeenvolgende jaren gespreid worden waardoor een slecht rendement in een bepaald jaar slechts een beperkt direct effect heeft op de pensioenuitkering; 
  • Dat de financiering van de compensatie doorsneepremie uit het fonds vermogen plaatsvindt, gegeven het feit dat aan bovenstaande doelen kan worden voldaan;
  • Dat op basis van de uitkomsten van het Risico Preferentie Onderzoek (RPO) onder deelnemers er drie keuzemogelijkheden (zogenaamde life cycles) voor actieven en slapers worden ingericht waarmee deze categorieën deelnemers in de geest van de WTP invloed krijgen op hun pensioenambitie en mate van risico die ze willen nemen;
  • Dat mede dankzij de inzet van de Voeks Hoorrecht Commissie en het bestuur er adequate waardering van de sponsorgarantie is gerealiseerd. De sponsorgarantie kan onder de nieuwe regeling niet blijven bestaan;
  • En, dat heldere afspraken in een noodprotocol zijn gemaakt over de minimale dekkingsgraad van 125% in het 3e kwartaal 2026 om in te kunnen varen. Deze minimale invaardekkingsgraad is mede ingegeven door de gewenste mate van zekerheid dat de doelstellingen van een evenwichtige transitie gerealiseerd kunnen worden.

 

Daarnaast is het bestuur in het Transitieplan van Shell Nederland en de COR gevraagd om in overweging te nemen om:

  • Een tweede meer offensief Collectief Variabel Pensioen (CVP) gepensioneerden aan te bieden. Op grond van het feit dat het huidige RPO niet toont dat er (voldoende) behoefte is aan een meer offensief CVP (uit de RPO bleken deelnemers SSPF vrij risico avers), de uitvoerder Achmea Pensioen Services (APS) geen tweede CVP kan uitvoeren en dit ook in de pensioenmarkt momenteel niet geboden wordt, begrijpt het VO dat het bestuur deze mogelijkheid (vooralsnog) niet kan bieden. Het VO heeft aanbevolen het RPO in de loop van 2027 te herhalen om onder meer de eerder gemeten risico bereidheid van gepensioneerden te herijken en op basis van de uitkomsten de behoefte aan een offensieve CVP te evalueren. Het bestuur heeft in reactie hierop bevestigd dat in de tweede helft van 2027 een RPO gepland wordt.
  • Een risicoloze vaste uitkering aan huidige en toekomstige gepensioneerden aan te bieden. Het VO begrijpt dat dit niet door het fonds zelf kan worden geboden (dat is wettelijk niet toegestaan). Een dergelijke vaste uitkering kan dus alleen worden ondergebracht bij een externe verzekeraar. Het VO waardeert het besluit van SSPF om hiervoor een oplossing bij één of meerdere externe verzekeraars te faciliteren, op basis van aantrekkelijke (collectieve) voorwaarden voor de SSPF-deelnemers. Uiteraard staat het de deelnemers vrij om zelf een vaste uitkering bij een verzekeraar naar eigen keuze af te sluiten.
  • Een RDR van EUR 500 miljoen tot EUR 750 miljoen in te richten. Het VO begrijpt dat is gekozen voor een RDR van EUR 500 miljoen omdat een hogere RDR niet veel meer bescherming biedt en op termijn zou leiden tot een verschuiving van (resterend) vermogen tussen generaties (van oud naar jong).

 

Aanbevelingen VO
Naast de reeds vermelde aanbeveling een nieuwe RPO uit te voeren in 2027, heeft het VO nog een tweetal aanbevelingen in zijn advies opgenomen. De eerste betreft de financiële positie van oudere gepensioneerden. De verdeling van het vermogen van het fonds onder de deelnemers vindt plaats op basis van de waarde van de pensioenaanspraken, ofwel de te verwachten pensioenuitkeringen. Daarbij geldt dat alle deelnemers in tenminste 2/3 van de voorgeschreven economische scenario’s een beter pensioenresultaat ontvangen dan onder de huidige regeling. 

Voor actieve deelnemers die in de toekomst met pensioen gaan, is het vermogen dat voor hun pensioenresultaat nodig is logischerwijs hoger dan het vermogen nodig voor de uitkeringen aan hoogbejaarde gepensioneerden met een veel kortere pensioenperiode. Ook brengt dat vermogen van actieven en jongere gepensioneerden gedurende een lange(re) periode rendement op. Bij (oudere) gepensioneerden is dat korter. Het gevolg hiervan is dat bij actieven het pensioenkapitaal zodanig toeneemt dat zij bij de mediaan van alle economische scenario’s een circa 20% hoger pensioenresultaat kunnen verwachten. Bij extreem slechte economische scenario’s is hun pensioenresultaat daarentegen lager dan dat het onder de huidige regeling zou zijn geweest. 
Bij deelnemers van 85 jaar is de gemiddelde levensverwachting nog ruim 6 jaar en bij 90-jarigen minder dan 4 jaar. De pensioenverhoging die zij bij de transitie in 2027 ontvangen, is voldoende om in 2/3 van de economische scenario’s ook de inflatie tot aan het eind van hun levensverwachting te dekken. Maar die relatief korte periode tot aan hun levensverwachting maakt ook dat de pensioenverhoging van hen relatief gering is. Daardoor zal er bij een hogere inflatie kort na de transitie al eerder koopkrachtverlies optreden. Bovendien zal een belangrijk aantal van deze deelnemers de gemiddelde levensverwachting overstijgen en neemt nadien de kans op koopkracht verlies toe. Dat is in de huidige regeling niet het geval, (voorwaardelijke) indexatie nu is niet gerelateerd aan de levensverwachting van de pensioengerechtigden.

In de nieuwe regeling wordt ook m.b.t de oudere gepensioneerden voldaan aan het criterium uit het Transitieplan dat in 2/3 van de economische scenario’s een beter pensioenresultaat wordt behaald. Daarom beoordeelt het VO het invaarbesluit van het bestuur in zijn geheel als evenwichtig. Maar omdat de kans dat niet aan dit criterium wordt voldaan het hoogst is bij die oudere gepensioneerden, is aanbevolen om die kans te verkleinen zodat die dichter bij die van de jongere gepensioneerden komt te liggen. En daarmee ook dichter bij die van de actieven, waar die kans veel lager is. Dat zou kunnen door een beperkte, extra herverdeling van het vermogen, die het mogelijk zou maken de pensioenverhoging in 2027 voor hen verder te verhogen. Overigens, zonder bij die herverdeling te tornen aan het bovengenoemde 2/3e criterium uit het Transitieplan.

Die aanbeveling sluit naar de mening van het VO goed aan bij het evenwichtigheidskader van het bestuur, die daarin de bescherming van het pensioen van de oudere gepensioneerden i.v.m. hun kortere beleggingshorizon specifiek benoemt. Tot teleurstelling van het VO heeft het bestuur besloten aan deze aanbeveling geen gehoor te geven. 
De andere aanbeveling betreft het nauwgezet monitoren van de capaciteit van pensioen uitvoerder Achmea Pensioen Services (APS) om de regeling tijdig en goed uit te kunnen voeren.  Het VO heeft in toenemende mate zorgen door verdere vertraging in de voorbereidingen bij APS, zoals recent gebleken uit het uitstel van de beoogde transitiedatum bij twee andere klanten van APS en het onlangs aangekondigde einde van de dienstverlening bij Achmea Pensioenservices in 2030.

 

Note: Bovenstaand verslag van het VO is een bondige samenvatting van de hoofdlijnen uit het invaarbesluit en de belangrijkste bevindingen van het VO daarover. Om de tekst toegankelijk te maken voor een groot publiek, is (juridisch) jargon zoveel als mogelijk vermeden. Voor de details van het implementatieplan wordt verwezen naar de website: www.shellpensioen.nl